Algemene en specifieke uitgaafrisico's
Renteramingen
De invloed van rentemutaties op onze begroting is met name gerelateerd aan de omvang van de kort geld financiering en de omvang van te herfinancieren langlopende leningen en van leningen waarvoor renteherziening gaat plaatsvinden. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met een gefaseerd toenemend rentepercentage. Onze huidige liquiditeitspositie geeft aan dat we op korte termijn (< 1 jaar) geen of geen grote leningen hoeven aan te trekken. Voor de middellange termijn is dit nog lastig te beoordelen en is de liquiditeitspositie van diverse variabelen afhankelijk (investeringsvolume, bijdragen Rijk etc.). De kans op tegenvallers t.a.v. renteramingen neemt toe, vooral indien de volgende situaties zich gelijktijdig gaan voordoen: stijgende renteniveaus, afnemende omvang van financiering met eigen vermogen en toename en/of snellere besteding van verleende investeringskredieten. Een stijging van de rentelasten zal - zeker in de eerste jaren - een gefaseerde beperkte doorwerking hebben op de begroting, omdat de rentestijging alleen effect heeft op kort geld financiering en nieuw aan te trekken geldleningen. Gelet op de huidige kapitaalmarkt houden we in de risicoparagraaf rekening met een renterisico van 2% tegen een hoge kans (75%) dat het risico zich voor zal doen (€ 1,9 mln).
Inflatie
Inflatie voor wat betreft loon- en prijsontwikkeling aan de uitgavenkant van de begroting. In de risicomatrix is het effect van 1% additionele stijging van lonen en prijzen voor de algemene middelen verwerkt (post van € 5,1 mln). Gezien de instabiele marktontwikkelingen (kostenstijgingen met effect op loonontwikkelingen en oorlog in Oekraïne) kwantificeren we de rentestijging als een hoog risico. Het effect vanwege extreme prijsstijgingen wordt op andere wijze in de begroting meegenomen.
BTW verrekenbaar
Het is denkbaar dat in de toekomst btw op investeringen waarbij meerdere partijen betrokken zijn, niet altijd en geheel verrekenbaar is. Begin 2020 zijn hierover signalen van de belastingdienst ontvangen. Het gaat met name om situaties waarin de gemeente voor een prestatie enerzijds een vergoeding van een derde ontvangt met btw en anderzijds tenminste een gelijk bedrag aan die derde betaalt (subsidieert) waardoor per saldo geen vergoeding voor een prestatie wordt betaald en dus geen sprake kan zijn van btw. Mocht dit landelijk voor alle gemeenten gaan gelden dan heeft dit stevige financiële gevolgen. We onderzoeken en volgen de landelijke ontwikkelingen op de voet waarbij ingeschat wordt dat dit risico de komende 5 jaar zal blijven bestaan. Temeer daar de Belastingdienst hiervan op de hoogte is maar hierop nog geen actie onderneemt.
Aanbestedingsnadelen
Bij de onderhouds -en vervangingsopgave binnen het beheer van de openbare ruimte geldt heel en veilig als ondergrens. Uitgangspunt daarbij is een risicogestuurde en kostenefficiënte werkwijze. Als gevolg van marktomstandigheden (o.a. prijsstijgingen, schaarste op de arbeidsmarkt en leveringsvertragingen / - problemen) kan het toch zijn dat geprogrammeerde werkzaamheden duurder uitvallen en niet binnen beschikbare middelen kunnen worden uitgevoerd. Indien als eerste beheersmaatregel niet getemporiseerd (of afgeschaald) kan worden -de minimale onderhoudsbehoefte ten behoeve van een veilige en leefbare openbare ruimte moet immers worden gerealiseerd en gestelde kwaliteitseisen moeten worden behaald- resulteert dit in tegenvallers. Deze tegenvallers als gevolg van veranderende -soms grillige- marktomstandigheden zullen daarom ten laste van de algemene middelen worden gebracht (na Berap melding).
Vennootschapsbelasting (Vpb)
Tot en met 2019 is een definitieve aanslag opgelegd door de Belastingdienst. In de eerste jaren sinds de invoering van de vpb in 2016 heeft gemeente de mogelijkheid gehad tot verrekening van fiscale verliezen. Sinds het fiscale jaar 2020 is gemeente in een belasting betalende positie terecht gekomen. De toekomstige vennootschapsbelastinglast voor het grondbedrijf is sterk afhankelijk van factoren zoals de marktontwikkeling en timing van de verkopen. Door met name de versnelling in Hessenpoort wordt ook eerder en meer belasting verschuldigd. Specifieke risico’s voor de vpb bevinden zich in de lopende procedures omtrent reclame inkomsten en het meerwaardebeding. Voorlopig houden we € 1 miljoen aan als risicobedrag met een midden risico van 50%.
Meerwaardebeding
Er zijn twee fiscale risico’s te onderkennen welke betrekking hebben op het meerwaardebeding. Het eerste risico is gerelateerd aan de vennootschapsbelasting (winstbelasting). De gemeente heeft als het ware een toekomstige vordering op de woningeigenaar in de vorm van het meerwaardebeding. Met het meerwaardebeding geeft de gemeente als proef korting bij aankoop van een grond en dit is bedoeld voor mensen die zonder financiële steun geen nieuw huis kunnen betalen. De kans bestaat dat deze contractuele vordering dit voortkomt uit de pilot fiscaal aanschouwd kan worden als een gerealiseerde inkomst. Het risico wordt geschat op €600.000 met een midden risico van 50%.
Het tweede risico is gerelateerd aan de overdrachtsbelasting. Het vergeven van een korting op de aankoop van een grond, kent wettelijk gezien strikte voorwaarden. Hoewel de gemeente zich hier aanhoudt, kan onjuiste interpretatie van de voorwaarden leiden tot een mogelijke strafheffing. Het risico wordt geschat op €400.000 met een midden risico van 50%
Rechtspositie brandweervrijwilligers
De rechtspositie van brandweervrijwilligers is in strijd met de normen uit Europese en internationale regelgeving en jurisprudentie van het Europese hof. Er wordt binnen de VRIJ en landelijk gewerkt aan de verdere invulling van de rechtpositie van brandweervrijwilligers. Op twee onderdelen, kazernering en consignatie vrijwilligers, is met redelijke zekerheid te zeggen dat invoering zal plaatsvinden. Het gaat dan om meerkosten van € 700.000. Verwachting is dat in de loop van 2023 meer duidelijkheid komt over termijn van invoeren. Of daarin ook de overige € 1.000.000 in mee wordt genomen is nog niet duidelijk evenals de noodzaak hiervan. Uitgangspunt is momenteel dat het Rijk de extra kosten gaat compenseren. Of dit plaats gaat vinden en voor welk deel zal ook pas later duidelijk worden.
Facilitair grondbeleid, kosten verhaal
Binnen het facilitair grondbeleid wordt met de initiatiefnemer een intentieovereenkomst gesloten, waarin kostenverhaal wordt afgesproken. Vervolgens wordt er in een latere fase naar een anterieure overeenkomst gewerkt, waarin de afspraken staan over de te verhalen kosten op deze initiatiefnemer. In deze marktomstandigheden duurt het proces langer en vraagt het meer tijd , dus is er sprake van oplopende kosten. Het risico kan ontstaan dat deze oplopende kosten niet volledig kunnen worden verhaald.
Woonambitie
In de woningmarkt en de woningbouwproductie is er sprake van onzekere marktomstandigheden. De stijgende kosten van nieuwbouwwoningen heeft een remmend effect op de woningbouwproductie. Doordat de consument/de woningkopers ook te maken hebben met veranderingen in de woningmarkt, denk aan een verdubbeling van de hypotheekrente, leidt dit tot vraaguitval en een teruglopend aantal nieuwbouwwoningen. Het risico bestaat dat er minder dan gewenst aantal woningen t/m 2030 worden gerealiseerd, wat een risico kan worden voor de, onder voorwaarden ontvangen rijksbijdragen.
We zijn daarom bezig met de “Aanpak Woningbouw tot 2030” waarin we opnemen hoe we, aanvullend op de bestaande werkwijze uit de Ontwikkelstrategie, uitwerking kunnen blijven geven aan onze kernopgave voor wonen.
Wijze van subsidiëren
Voor bepaalde subsidies zijn geen subsidieplafonds bepaald. Dat zou ertoe kunnen leiden dat een budget overvraagd kan worden. Voor 2022 zijn de benodigde beheersmaatregelen getroffen.
Beschermd wonen
De taak beschermd wonen is een regionale taak waarvoor de centrumgemeenten een decentralisatie-uitkering van het Rijk ontvangen. Het historisch bepaalde budget dat Zwolle als centrumgemeente ontvangt voor bestaande cliënten, wordt vanaf 2024 in zeven jaar afgebouwd tot 0. Gemeenten krijgen vanaf 2024 een eigen, objectief bepaald budget voor deze taak. Dit objectieve budget groeit in zeven jaar tot een structureel niveau met daarin een korting verwerkt van meer dan 20% t.o.v. het huidige regionale budget. Mede gezien deze verandering is het van belang dat meer wordt ingezet op beschermd thuis en ambulante ondersteuning. Het risicoprofiel is beoordeeld op laag aangezien er nog voldoende tijd is om passende beheersmaatregelen te treffen. De hoogte van risicobedrag is gebaseerd op het aandeel Zwolle in het regionaal budget (€ 2,5 mln).
Locatie Kegelhuis
In het vonnis van 27 juli 2022 heeft de rechtbank besloten dat de gemeente medewerking moet verlenen aan het vestigen van een nieuw erfpachtrecht ten behoeve van de stichting Zwols Kegelhuis. In het najaar van 2022 hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden met het bestuur van het Zwols Kegelhuis, maar deze hebben niet geleid tot een oplossing.
De gemeente heeft daarom hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Eind 2022 heeft het Zwols Kegelhuis een concept-akte van erfpacht via de notaris aan de gemeente voorgelegd. Mogelijke financiële consequenties van dit proces zijn op dit moment niet bekend.